Volwassen geloof

serie van 10 korte artikelen over geloofsgroei 

aan de hand van wijsheid uit de mystieke traditie


                          

1.

 De kerk van het westen bevindt zich in een overgangstijd. Zelfs de meest behoudende gemeenten beginnen te merken dat de jongere generatie het geloof niet meer op dezelfde vanzelfsprekende manier oppikt als hun ouders deden. "Wacht maar tot er weer een crisis komt, dan zitten de kerken vanzelf wel weer vol", hoor ik nog weleens zeggen. Maar eerlijk gezegd zit ik niet op een crisis of een oorlog te wachten - en u toch zeker ook niet?

   Het belangrijkste verschil met vroeger is het individuele levensgevoel. Niet meer de groep, maar de persoon zelf bepaalt hoe zijn of haar leven vorm gegeven moet worden. Je gaat niet meer naar de kerk omdat je ouders dat deden, of omdat je vrienden of je partner dat doen, maar omdat je zélf iets met het geloof en de kerk hebt. En anders ga je niet. Dat je naar de hel gaat als je niet naar de kerk gaat, gelooft bijna niemand meer. Gelukkig…

   Het gezagsgetrouwe van vroeger keert naar ik hoop nooit meer terug. De mens is mondig geworden en dat is een teken van beginnende volwassenheid. Het is dus zaak om de onvolwassen elementen uit ons geloof en onze kerken te halen. Alleen dan zijn we in staat op de toekomst in te spelen.

   Kenmerkend voor kinderen is hun neiging alles op zichzelf te betrekken. De wereld heeft maar één middelpunt en dat zijn zijzelf. Een onvolwassen levenshouding herken je aan het egocentrische: alles heeft met de eigen persoon te maken. De rotopmerking van een collega zegt niets over zijn ochtendhumeur, maar is een aanval op mij. De depressie van mijn moeder is geen ouderdomskwaal maar teken dat zij nooit echt van mij gehouden heeft. Alles ligt aan mij, het geluk en het ongeluk van mijn omgeving en van mijzelf. Er is een magisch idee van macht. Alles in het bestaan zou ik moeten kunnen beïnvloeden, door de macht van positief denken, door energiestralen te sturen, door de juiste vitaminen of door mijn gebed (het hangt af van de groep waar ik bij hoor welk woord ik daarvoor kies). Het is duidelijk dat onze cultuur al wel mondig is, maar nog vol van kinderlijke aspecten. En dat geldt ook voor de kerk.

   Onvolwassen elementen in ons geloof en ons kerk-zijn hebben dus vooral te maken met een ik-gerichte manier van denken en beleven. Dan moet de kerk een geruststellende moeder of vermanende vader zijn, of hoedster van vastomlijnde opvattingen over geloof en gedrag. Dan is God niet meer dan een verlengstuk van onze behoeften en een projectie van onze eigen onzekerheden. Het is onvermijdelijk dat dit het geval is - zo begint elk geloof. We kunnen de kindertijd niet overslaan, maar we hoeven er ook niet in te blijven hangen. Om te kunnen groeien naar een volwassen geloof (en van daaruit een volwassen kerk) hebben we allereerst het besef nodig dat groei nodig is én mogelijk. Geloof niet als een vaste standplaats op de camping, maar als een weg om te gaan.

   Geloven als een weg, dat is het oeroude thema van de geestelijke begeleiding. In vroeger eeuwen was het de hoogste kunst in het geestelijk leven om te kunnen onderscheiden waar iemand zich bevond op de weg met God en te weten welke mogelijkheden en moeilijkheden zich daar voordoen. De meesters hierin waren de mystieken, kenners van de verborgen omgang met God. Zij herkenden in de groei naar volwassen geloof een aantal aspecten: het ontwaken, de zuivering, de verlichting, de donkere nacht, de vereniging. Hier wil ik deze aspecten toelichten en een aantal klassieke mystieke teksten bespreken. Een overgangstijd vraagt om mensen met een volwassen geloof, die uit eigen ervaring de omgang met God midden in deze tijd geleerd hebben. Waarom zouden wij die mensen niet zijn?

   

2.

 Maar nu zul je mij vragen: Hoe moet ik over God zelf denken, en over wat Hij is? En dan kan ik je enkel maar antwoorden: Ik weet het niet. Want met deze vraag heb je mij in dezelfde duisternis gebracht, dezelfde wolk van niet-weten, waarin ik jou hebben wil. Want wij kunnen door Gods genade alles weten over alle mogelijke zaken en wij kunnen daarover ook nadenken, zelfs over Gods eigen werken; maar over God zelf kan niemand denken. Daarom schuif ik alles wat ik kan denken terzijde en kies voor mijn liefde datgene uit wat mijn denken te boven gaat. Waarom? Omdat Hij wel bemind kan worden, maar niet bedacht. Door de liefde kan Hij gevangengenomen en vastgehouden worden, nooit door de gedachte.

 (uit: "De Wolk van niet-weten")

   

God kan wel bemind worden maar niet bedacht. En dit is precies de reden waarom wij het geloof niet aan onze kinderen kunnen overdragen. We kunnen onze opvattingen over God aan hen leren. Als ze ouder zijn nemen ze die over, of niet. Opvattingen over God zijn tijdgebonden menselijke bedenksels. Op hun best zijn het 'vingers die naar de maan wijzen', dat wil zeggen: een soort richtingwijzers welke kant je op moet zoeken wil je God en zijn koninkrijk vinden. Helaas verwarren we onze opvattingen over God maar al te vaak met het geloof zelf. We geloven niet in God maar in onze opvàttingen over God. En dat maakt het voor onze kinderen erg moeilijk om tot hun eigen, persoonlijk geloof te komen. Want onze ideeën dragen het kenmerk van onze eigen tijd, onze eigen prioriteiten. Die verschillen - uiteraard - van die van hen.

 Maar niets is zo aanstekelijk als de liefde. Als iemand mij vol liefde vertelt over de zesentachtig verschillende fuchsia's in zijn tuin, en hoe ze in verschillend tempo gaan bloeien en hoe hun bladeren verschillen en nog veel meer, dan ga ik deze planten anders bekijken. Ik kijk een beetje mee door zijn liefhebbers-ogen en dan zie ik ook meer..

   Ik kies voor mijn liefde datgene uit wat mijn denken te boven gaat.

 

Willen we vrij worden van zelfgemaakte (af)godsbeelden, dan moet de inhoud van ons geloof iets meer zijn dan een gedachte of een veranderlijk gevoel. De meesters van de geestelijke begeleiding beginnen dan ook niet met denken of voelen, maar met beminnen.

 Alleen met het hart kun je werkelijk kennen, zegt de vos tegen de kleine prins. Maar zo zuiver is ons hart nu ook weer niet. Iedereen die bemint (en wie doet dat niet?) weet uit ervaring dat het makkelijker is om over de liefde te zingen dan om werkelijk lief te hebben en liefde te ontvangen. Want in de liefde kom je jezelf tegen en ook de ander. De ander die niet een kopie van mij is, de ander die mij zo graag in zijn of haar eigen straatje zou willen duwen, (net zoals ik trouwens). Ik kom mijn moederverlangens en vaderverlangens tegen, ik ontdek mijn gewoontepatronen, mijn agressie en jaloezie, mijn eenzaamheid. Ik ontdek dat er in mijn zorgzaamheid ook machtsdwang zit en in mijn ontvankelijkheid manipulatie. Al mijn lichte kanten hebben hun schaduw en wee degene van wie ik hou en die daar dus mee te maken krijgt.

 Prachtig en wonderlijk is de liefde dat deze ons motiveert om een beter mens te worden en tegelijk de pijnlijkste spiegel is waarin we kunnen kijken. Geen wonder dat we zeggen: God is liefde…

   De levende omgang met God veronderstelt een liefdesverlangen. De bijbel staat vol met verhalen hoe God naar de mens verlangt. Hoe zijn liefde Hem stuurt en bijstuurt, hoe Hij telkens weer inbreekt in de geschiedenis van mensen en volken, hoe God steeds weer initiatief neemt tot kontakt. En hoe zijn liefde maar al te vaak werd misbruikt. Mensen zoeken God voor hun eigen doelen. Daarom hult God zich in een wolk, zoals Elia op de berg ontdekte. Een wolk onttrekt God aan ons gezicht: Hij blijft de Altijd-Andere. Alleen de liefde is in staat om de wolk tot voertuig naar God te maken, zoals Jezus met hemelvaart opsteeg op de wolken tot de Vader.

 Mensen die door liefde gedreven de omgang met God zoeken, komen vanzelf in een wolk van niet-weten. Deze uitdrukking beschrijft wat er gebeurt als ik ontdek dat degene die ik bemin, niet overeen komt met het beeld dat ik had toen ik begon met beminnen. Hoe gaat dat in zijn werk?

   Als we aan God denken, komt er een bepaald idee bij ons boven, iets, een gevoel, een gedachte, een bijbeltekst, een lering uit de kerk, of wat dan ook, iets waar wij (want dat is altijd heel persoonlijk) het woord 'God' voor gebruiken. Maar op een gegeven moment ontdekken we: dat is God niet! Zo is God niet! Het klopt niet helemaal meer, dat idee dat we hadden of dat wat we geleerd hebben, met onze eigen diepe ervaring.

 Soms is er een ingrijpende gebeurtenis geweest, tragisch of juist uitzonderlijk gelukkig, een levenservaring die niet past in de manier waarop we tot nu toe de wereld hebben bekeken. Of soms is het een geleidelijk gegroeid gevoel. De oude gedachten over God kloppen niet meer met wat we hebben meegemaakt in het leven of met wat we van binnen aanvoelen. Niet dat de liefde voor God of het verlangen naar God weg is. Maar net alsof er geen adres meer is, alsof God verhuisd is. Het is anders - hoe, dat weten we niet.

 Dat niet-weten is nu juist het raken aan God zelf. Juist daarin raakt God ons en trekt ons uit onze eigen beelden en ideeën. Daarom zegt de schrijver van de Wolk: Kies voor je liefde datgene uit wat je denken te boven gaat. Zo'n zin moeten we eigenlijk een tijdje laten weken in onze gedachten, in ons gevoel. Zo'n zin kan ons helpen om de deuren van het hart te openen.

   De eerste fase van het geloof is wat we horen van onze ouders, van anderen. Maar gaan we de weg op van een persoonlijk, eigen geloof, dan begint dat met verwarring. Want God ontsnapt aan onze beelden. God is niet een object dat we kunnen bestuderen. God kennen is de weg van Jezus gaan. En dat wil zeggen: de weg op gaan waardoor wij gelijkvormig worden aan God. We gaan op God lijken omdat wij leren te beminnen op de manier van God. Mocht u het allemaal niet meer zo weten in het geloof, troost u dan: dat is de voorwaarde om verder te kunnen. Maar het is wel de bedoeling dat we vérder gaan. Kies voor je liefde datgene uit wat je denken te boven gaat..

   

3.

 Veel te laat heb ik U lief gekregen, o schoonheid zo oud en toch zo nieuw. Veel te laat heb ik U lief gekregen. Binnen in mij waart Gij en ik was buiten, en daar zocht ik U. Lelijk als ik was, stortte ik mij op de mooie dingen die Gij gemaakt hebt. Gij waart bij mij, maar ik was niet bij U. Die dingen hielden mij ver van U verwijderd. Toch zouden ze niet bestaan, als ze niet in U bestonden. Toen hebt Gij geroepen en geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken. Geschitterd en gestraald hebt Gij en mijn blindheid verjaagd. Een heerlijke geur hebt Gij verspreid en diep ademde ik die in. En nu snak ik naar U. Ik heb u geproefd en sindsdien honger en dorst ik naar U. Gij hebt mijn hart geraakt en het is ontvlamd in verlangen naar uw vrede. (Augustinus, uit: Belijdenissen)

   Ontwaken. Augustinus, Franciscus, Luther, Hadewich en vele andere anderen vertellen dat er op hun weg met God een moment van 'wakker geschrikt worden' plaatsvond. Soms valt dat moment zelfs aan het einde van een gelovig leven. Zoals bij Thomas van Aquino (13 e eeuw) die zijn hele leven aan een theologisch meesterwerk schreef. Nadat hij een mystieke ervaring had gehad, schreef hij niet meer verder, want hij ervoer als zijn woorden als tekort schietend om de werkelijkheid van God te beschrijven.

 We kunnen in God geloven en Hem dienen op grond van alles wat we van anderen gehoord en geleerd hebben. En dat moeten we ook doen. Maar bijna altijd komt er een moment dat we uitgenodigd worden om een eigen, persoonlijke weg te gaan waar we niets zeker weten, maar waar elke stap al tastend gezet wordt. Dat is het moment van ontwaken. Dat is een moment waarop je in één ogenblik alles in een ander licht ziet. Alles wordt doorzichtig tot op de Grond, de Grond die alle vormen overstijgt. Dan weet je ineens dat alles samenhangt, dan zijn de gewone tegenstellingen opgeheven, dan is er een nieuw weten waar geen woorden voor te vinden zijn. Zo'n moment duurt meestal maar kort, maar de uitwerking kan immens zijn.

   Dat ontwaken kan op veel verschillende manieren gebeuren. Soms wordt het opgeroepen door de schoonheid en grootsheid van de natuur. Soms door de geboorte van je eerste kind. Of door de liefde die je onverwacht overvalt. Soms door een bijbelverhaal of een lied of door het avondmaal, of door kunst of muziek, soms door het lijden van een medemens of de dood van iemand om je heen. Soms is het een ernstige ziekte of een bijna-dood ervaring, soms is het een langzaam gegroeid gevoel van vervreemding. Er is iets dat door je gewone manier van denken en doen heenbreekt. Augustinus beschrijft het als geroep en geschreeuw van God die zijn doofheid doorbreekt. Sommige mensen worden er ziek van, lichamelijk of geestelijk, omdat het 'niet past', omdat het 'teveel is, je breekt eraan'. Of omdat het zo verontrustend is en zoveel gevolgen oproept dat het wel verdrongen moet worden...

   De meeste mensen zullen zo'n verlichtende ervaring wel herkennen. Maar meestal blijft het bij een enkel moment dat weer voorbij gaat. De mystici zijn mensen die zo'n ontwaken proberen te integreren in het gewone leven. Dat ene moment heeft zo'n honger en dorst opgeroepen dat ze niet meer tevreden zijn met zoals ze eerst leefden. Alles is veranderd, maar tegelijk is er in het gewone leven niets veranderd. En dat is nu net onverdraaglijk. Met al hun inzet, met al hun vermogens proberen ze de rest van hun leven in overeenstemming te brengen met dat wat ze in die ene flits geproefd en gesmaakt en geroken hebben, zoals Augustinus het verwoordt.

 En wat proefden ze dan? Het was oud en nieuw tegelijk. Je wist het al en tegelijk wist je niet dat híer over ging. Misschien heb je al tientallen keer Pinksteren gevierd, maar nu weet je pas wat het echt betekent.. Misschien heb je al jaren over God gehoord maar nooit begrepen dat dat allemaal dáár mee te maken had. Dat het zoveel dichterbij was dan je besefte.. Dat het binnen is terwijl je het buiten zocht.. En nu is er dat grenzenloze verlangen, die heilige onrust.

 God voedt zijn kinderen met honger…

   

4.

 Hierboven bespraken we het ontwaken. Kort samengevat: dat is een moment, meestal van korte duur, waarin de wereld in een ander licht wordt gezien,  één geheel is, als het ware doorzichtig tot op God. Het vanzelfsprekende leven is ineens niet meer vanzelfsprekend, er is verwondering over het leven, over het bestaan. Er kunnen gevoelens van ontzag, vrees, harmonie, of verwarring ontstaan. Zo'n moment kan opgeroepen worden door de natuur, een onverwacht gebeuren, door kunst, door muziek, door gebed. Het is niet iets dat we zelf kunnen creëren, het overkomt ons als geschenk. Een mysticus is iemand die het inzicht van dat moment niet wil laten wegglijden in de stroom van alledag. Dat genademoment wordt als gist, als zuurdesem, voor het geloof, voor de relatie met God en voor het leven zelf.

   Zuivering. In het licht van zo'n helder moment wordt pijnlijk duidelijk hoe weinig van ons leven klopt met wat we eventjes geproefd hebben als mogelijkheid. In bijbeltermen: we worden ons bewust van onze zondigheid. We zien hoevaak we oneerlijk zijn voor elkaar en voor onszelf, we zien hoe ver we verwijderd zijn van een leven dat één geheel is. We gaan doorzien hoeveel angst er heerst in ons leven, waardoor we ons aanpassen aan de verwachtingen van anderen en nauwelijks onze unieke zelf ontwikkelen.We zien hoe weinig we lijken op Christus, volledig mens en één met God. Onze oude waardesystemen blijken niet te kloppen, onze oude zekerheden worden afgebroken, het is een proces waaraan we zelf meewerken, maar wat ook, tegelijk, aan ons gebeurt. Er breekt een nieuw bewustzijn door, iets dat in direkte relatie staat met het geheim van het leven. En tegelijk lijkt ons gewone leven zo weinig op wat we aanvoelen. Dat besef is als een schroeiend vuur.

   Johannes van het Kruis zegt hierover het volgende: In deze periode lijdt de ziel zeer veel om Hem. De oorzaak hiervan is de volgende. Omdat de ziel steeds dichter bij de vereniging met God komt, krijgt zij innerlijk steeds sterker het gevoel dat zij leeg is van God. Zij bespeurt in haar binnenste de verschrikkelijke duisternis, die gepaard met een geestelijk vuur, dat haar uitdroogt en zuivert; dit om na de zuivering de vereniging met God mogelijk te maken.

 Elders gebruikt hij het beeld van een blok hout dat in het vuur ligt: eerst komen door de hitte van het vuur alle onzuiverheden uit het hout naar buiten. Pas daarna komt het vuur geheel in het hout.

 Woorden ontbreken meestal in deze fase. Dat levert vaak problemen op met de omgeving, die niet begrijpt wat er gebeurd is en alleen ziet hoezeer de ander aan het veranderen is. De persoon zelf begrijpt nauwelijks wat hij of zij aan het doen is, behalve dan dat het niet anders kan. Pas geleidelijk aan komt er een terugkeer naar de dagelijkse werkelijkheid. Een nieuw leven wordt opgebouwd, gebaseerd op het bewustzijn dat is doorgebroken.

   

5.

 Veel mensen kijken naar God met dezelfde ogen waarmee ze naar een koe kijken. Dit is één van de bekendste uitspraken van Meister Eckhart, een 13 e eeuwse kerkleraar. Wat zoek je als je God zoekt? Zoek je vrede, eeuwige zaligheid, zoek je steun, zoek je genezing, vergeving, zoek je kennis of liefde, de zin van je leven of een bron van goddelijke energie?

   Eckhart zegt: Weet dat wanneer je ooit op de een of andere wijze het jouwe zoekt, je God nimmer zult vinden, omdat je niet uitsluitend God zoekt. Je zoekt iets met God en je doet precies zo als wanneer je van God een kaars maakt om er iets mee te zoeken; wanneer men vindt wat men zoekt, gooit men de kaars weg.

   Berouw en bekering zijn woorden die in veel kerken nauwelijks meer gebruikt worden. Er is teveel misbruik van die woorden geweest waardoor mensen beschadigd en gewond zijn geraakt en in hun menselijke waardigheid zijn aangetast. Menselijke interpretaties van de bijbel werden - en worden - gelijkgesteld aan Gods Woord en gebruikt om anderen te verketteren (iets waar Jezus zich in zijn tijd al fel tegen verzette).

   Toch zijn er geen levende relaties mogelijk zonder berouw, bekering, vergeving en een nieuw begin. Dat geldt in onze persoonlijk liefdesleven, maar ook in onze relatie met God.

 We zijn er nooit helemaal vrij van, van bijbedoelingen en bijmotieven. Als onze relatie met God levend is (en niet alleen maar een goede gewoonte waar we aan gewend zijn geraakt), dan zullen er steeds momenten zijn van 'wakker schrikken' en 'zuivering'.

   En dat is maar goed ook. Zuivering is het scheiden van het kaf en het koren. Kaf is nuttig, totdat het koren volgroeid is. Maar om het koren tot brood te kunnen maken, moet het kaf er van gescheiden worden. In moderne termen: onze verdedigingsmechanismen, onze drang tot behoeftebevrediging, het zijn nuttige en noodzakelijke kanten van het leven, maar er komt een tijd dat ze hun plaats moeten afstaan. Er komt een tijd dat we beginnen te beseffen hoe vaak we de ander en ook God gebruiken en zelfs ondergeschikt maken aan onze eigen doeleinden. We kunnen dat besef verdringen en weg-redeneren - daar zijn we goed in. Maar we kunnen ook dit schroeiende besef toelaten. Dan wordt het een vuur dat het goud van onze liefde loutert.

 Want wat blijft er als alle bijmotieven wegvallen? Een licht in de ziel dat niet geschapen en niet te scheppen is. Dit licht ontvangt God direct, onverhuld, naakt, zoals Hij in zichzelf is. (Eckhart)

     

6.

 O zoet en helend schroeien!

O, heerlijke verwonding!

 O zachte hand! O licht en fijn beroeren,

 Dat smaakt naar eeuwig leven

 En alle schuld vereffent:

 Dodend hebt Gij de dood verruild voor leven!

 (Johannes van het Kruis, uit: O Vlam van liefde levend)

   

Hoe kun je iets vertellen van wat er gebeurt als God je gebeurt? Jan van het Kruis, de Spaanse dichter en monnik uit de 16 e eeuw schrijft liefdespoëzie vol O's en uitroeptekens omdat de woorden hun grenzen hebben bereikt. Als God het initiatief overneemt in het kontakt met de mens, dan moeten de woorden wel in grote spanning komen. Want God is groter dan onze woorden en alle beelden lopen stuk op de werkelijkheid die God zelf is. In mystieke taal vinden we dan ook veel paradoxen, tegenstellingen die eigenlijk niet in één adem genoemd kunnen worden. Een 'zoet schroeien', een 'heerlijke verwonding', een 'zachte aanraking die doodt'.

   Door zulke woorden probeert Jan van het Kruis iets op te roepen bij ons. Hij probeert ons logisch denken een beetje op een kier te zetten, om ruimte te maken voor Iemand die we alleen maar kunnen ontmoeten als we zelf een stapje opzij doen. Als we niet in de eerste plaats willen (be)grijpen maar ontvangen.

   Eerst worden we wakker (geschud) uit onze gewone manier van leven en geloven. Dan begint het zuiveringsproces, waarin we proberen op een nieuwe manier te leven en te geloven, maar nu met een ander inzicht. En dan zijn er momenten van vereniging, momenten waarin zomaar het besef van Gods aanwezigheid ons overvalt. In de woorden van Job: "Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd."

   Zulke momenten van vereniging, hoe gelukkig ze ons ook maken, zijn óók schroeiend als een vuur. Juist die ogenblikken van eenheid doen ons beseffen hoe ver we nog verwijderd zijn van de mens die God voor ogen heeft. God geeft ons leven door Zichzelf te geven en dat is precies waaraan we sterven. Niets is zo dodelijk als onvoorwaardelijke liefde die ons in waarheid ontmoet, want al onze illusies over onszelf worden daardoor ontmaskerd. Alles in ons waardoor we niet volledig uit liefde kunnen leven, wordt gedood als we Gods lichte aanraking van liefde ontvangen. Zo ruilt God dood voor leven

 

7.

 Dat God als mens werd geboren in Bethlehem zal u niets baten als hij ook niet in uw ziel geboren wordt. Deze christelijke wijsheid is door de eeuwen heen benadrukt door mensen die anderen in hun geloofsleven begeleidden.

   Het gaat zelfs om een drie-voudig geboorte. Vanaf het begin van de wereld spreekt God onophoudelijk zijn woord. In Jezus Christus nam zijn Woord menselijke vorm aan. En door de Geest baart God zijn Zoon in onze ziel (Eckhart). Het doel van al dit geboren worden is ónze geboorte in God ("dat wij ongerept en rein nieuwgeboren zouden zijn", Gez. 135).

   God spreekt altijd door alles van het leven heen. Zijn Woord komt tot ons op allerlei mogelijke manieren. Dat kunnen we in de loop van ons leven leren herkennen. Juist in moeilijke omstandigheden kan Gods scheppend Woord iets nieuws voortbrengen. Bekendheid met de bijbel kan ons helpen dit steeds nieuwe woord van God te herkennen. Ik vergelijk het leven met God weleens met het eten van een artisjok: ieder blaadje heeft een stukje van het hart, zoals elk moment van het leven iets van God in zich heeft. Terwijl ik uitzie naar het moment dat alleen het 'hart' is overgebleven, wil ik ondertussen geen blaadje missen..

   God is tot ons gekomen in zijn zoon Jezus Christus. In Hem was God zelf met ons, dichtbij, in Hem hebben wij in menselijke vorm het onpeilbare Gelaat van God zien oplichten. Jezus is onze broeder, de eerstgeborene. Met Kerst herdenken wij het licht dat Jezus in de wereld heeft gebracht. Zo brengen we het verleden in ons eigen heden. Wij worden als het ware ingetrokken in het Kerstgebeuren: via Jezus Christus nemen wij deel aan de geboorte van Gods woord in de wereld.

   Want dat is het derde aspect van het geboortefeest: dat wij zelf 'Gods Zoon' worden. Dat wil zeggen: dat ook wíj uitdrukking worden van God's nieuw en scheppend Woord in deze wereld, in deze tijd. Het gaat om een eenheid met God zoals Jezus die had: dat is de radicale visie van Kerst (Gezang 150 en 151 bezingen dit gebeuren).

   Ontwaken, zuivering, verlichting, donkere nacht, vereniging. Deze onderscheiden momenten op de geestelijke weg bespreken we in deze serie over volwassen geloof. Het is een steeds herhalend proces waarin we steeds dieper 'in God geboren worden'. Het is niet iets dat we zelf produceren, het gebeurt aan ons, als wij ons daarvoor openen (sommige mystici zijn zo overtuigd van Gods almacht dat zij onze medewerking niet nodig vinden, God bereikt zijn doel toch wel..).

   Kerst zou niet alleen een lichtfeest, maar ook een feest van verlichting kunnen zijn.

 Het lijkt mij toe dat we nogal eens terugschrikken voor dit laatste aspect. Is het onbekendheid, misplaatste bescheidenheid, of angst? Het hele Kerstgebeuren blijft drie meter boven de grond zweven als wij ons niet realiseren dat het om óns gaat, om ónze wereld, om déze tijd. Christus is gekomen opdat wij tot werkelijke eenheid met God zouden kunnen komen. Niet op een sentimentele manier, niet door onze eigen prestaties, maar door Gods initiatief.

  ".. dit is een vrijheid te midden van activiteit, een stilte te midden van andere mensen. Heiligheid.. het licht, of in het licht zijn, zo leeg gemaakt van mijzelf dat het licht kan stralen, dat het kan verzameld worden en verbreid." (Dag Hammarskjold, †1961)

   

8.

 In de nacht, die de kans geeft,

 In het geheim, zodat geen mens mij zien kon

 En ook ikzelf niets waarnam:

 Ik had geen ander leidslicht

 Dan wat er in mijn eigen binnenste brandde.

 (..)

 O nacht die mij geleid hebt!

 O nacht, mij liever dan het morgengloren!

 O nacht, die hebt verenigd

 Beminde met beminde,

 Beminde, opgegaan in de Beminde!

  Twee strofen uit een beroemd gedicht van Johannes van het Kruis. Nacht is een veelbezongen thema in de mystiek. Nacht is de tijd dat het licht waar we normaal bij leven, verdwenen is. Nacht is ook de tijd waarin geliefden elkaar ontmoeten.

  De donkere nacht is iets dat je overkomt. De uitzuivering die we eerder bespraken is iets dat we zelf doen. Het is onze reactie als we zijn gaan beseffen hoe weinig ons leven écht leven is. In een verdere fase verschuift het initiatief van de mens naar God. God zelf leidt ons in de donkere nacht. Deze nacht is niet persé een tijd van rampspoed. Het gaat veel meer om de ervaring van dorheid.

 Nacht: je raakt je weg kwijt, je verliest het overzicht, je weet niet waar je blijft. Alles is donker en ondoorzichtig. Kleuren zijn weg, het uitzicht is verdwenen.  De meeste mensen kennen dergelijke tijden wel uit eigen ervaring. Tijden waarin de smaak in het leven is verdwenen. Tijden waarin je niet weet waar je het leven zoeken moet. De mystici zijn het erover eens dat dergelijke tijden bij uitstek de mogelijkheid bieden om tot diepere eenheid met God te komen.

  Als alle houvast wegvalt, kan het zijn dat we een basisvertrouwen vinden dat geen enkel bewijs meer nodig heeft. Een grondvertrouwen dat niet meer te onderscheiden valt van onze eigen persoonskern. Anders gezegd: niet meer een geloof dat wij hebben, maar een geloof dat wij zijn. Dit wordt de vereniging met God genoemd.

  Het is goed om te bedenken dat dorre tijden in ons leven niet alleen moeilijkheden maar ook mógelijkheden bieden. Soms zijn we zo druk bezig om zo snel mogelijk een oplossing voor ons gevoel van leegte te vinden dat de groeikansen erin onbenut blijven. En is de huidige behoefte aan steeds weer andere prikkels niet een angst voor deze nacht?

  Johannes van het Kruis spreekt over een nacht van de zinnen en een nacht van de geest. De nacht van de zinnen heeft te maken met het uitzuiveren van onze behoeften, met het loskomen van angsten en dwangpatronen, vooral met die waar we zelf geen weet van hebben of waar we zelf niet iets aan kunnen doen. Kenmerkend is het verlies aan 'smaak': het gewone leven boeit niet meer, de gewone liefde trekt niet meer, de vertrouwde normen en waarden zijn niet meer toereikend (als we tenminste niet verdringen wat er in ons leven speelt).

  In ieder geval is het een tijd van afbraak en schraalheid. Het gaat hier - gelovig gezien - om de zuivering van onze 'ondeugden': hoogmoed, toorn, gierigheid, onkuisheid, gulzigheid, maar ook om de motieven van onze deugden: in hoeverre dienen onze goede daden om ons ego te versterken? Tijdens de nacht van de zinnen werken onze vertrouwde patronen niet meer: we kunnen er niet langer het plezier aan ontlenen dat we eerst hadden. Dat brengt verwarring, maar: 'het is een nacht die de kans geeft…'. De kans namelijk om op een totaal andere manier in het leven te komen staan.. Het is een nacht die bevrijdt van de illusies waarmee wij geneigd zijn onszelf te omringen.

  De nacht van de geest (hieronder) gaat over de uitzuivering van de vermogens van de ziel: verstand, wil en geheugen.

   

9.

 De nacht, de indringend stille,

 Voorafgaand aan het schemerlichte dagen.

 Zo dicht Johannes van het Kruis over de nacht die hem verenigt met God. Aan God leren we de liefde. Liefde die er geen genoegen mee neemt om een verlengstuk van onze behoeften te zijn. God maakt ons vrij om werkelijk te beminnen en daarmee onze bestemming te vinden. Die weg wordt beschreven door de geestelijke begeleiders uit alle eeuwen. Nacht is daarin een kernthema.

  Hiervoor beschreven we de nacht van de zinnen, een periode van dorheid waarin we de smaak in alles wat ons voorheen bevredigde, hebben verloren. Nu gaat het over de nacht van de geest. En dat is de nacht die met godsdienstigheid te maken heeft. Hierin gaat het om de uitzuivering van ons verstand, onze wil en ons geheugen, de drie klassieke vermogens van de menselijke ziel. Juist mensen die met heel hun hart en ziel God proberen te dienen, komen onvermijdelijk terecht in wat genoemd wordt de nacht van de geest. God zelf schenkt deze ervaring aan de mensen die oprecht Hem zoeken - en niet zichzelf.

  Verstand, wil en geheugen, dat wil zeggen: rationele overwegingen, doelstellingen en traditie, worden betrekkelijk. Ze verliezen hun werking, hun houvast. De nacht van de geest is het noodzakelijke verlies van het houvast van onze godsdienstigheid. In onze manier van geloven zitten veel elementen die voortkomen uit angst en de behoefte aan veiligheid. Daar is niets mis mee, maar het is onvolwassen, het hoort bij een kind. De nacht van de geest biedt de mogelijkheid om tot volwassen geloof te komen. Het biedt de mogelijkheid om iets te smaken waar we geen weet van kúnnen hebben zolang we blijven hangen in onze eigen ratio, onze eigen projecten, onze eigen opgebouwde zekerheden.

  Kenmerk is het verlies van overzichtelijkheid. Dat doe je niet zelf, het overkomt je en het is onthutsend en ontredderend. De gewone ordening die er is in ons geloof, in ons denken, verliest zijn overtuigingskracht. Je raakt het overzicht kwijt. Waar je naar streefde, lijkt zinloos en leeg, je hebt er de puf niet meer voor. De bijbelteksten die je eerst tot troost waren, zeggen je niets meer. Je gebed lijkt tegen een koperen hemel aan te botsen, of is helemaal onmogelijk. Een typisch geval van burnout, zouden we nu misschien zeggen. Maar er is nog een andere mogelijkheid. De nacht wil je leiden naar de Beminde.

  De nacht van de geest kan ons leren ons niet langer druk te maken over al die projecten en zekerheden waarmee mensen zich bezig houden. Als we het uithouden, ziende op de Onzienlijke (en die is dus écht Onzienlijk!) gaat er geleidelijk een andersoortig besef dagen. Er ontstaat het schemerlichte dagen, de kennis van de ochtend als alles nieuw en fris is. We gaan de wereld zien 'in God' en alles is doordrongen van een nieuwe kwaliteit. Weergaloos anders. We zien God en de wereld om ons heen niet langer door de bril van onze behoeften, onze plannen, doelen, of herinneringen. Er ontstaat een zin en betekenis die alle beperktheid overstijgt. De nacht van de geest is niet het einde van alle geloof. Zo lijkt het eerst wel. Maar het is het begin van iets nieuws.

   

10.

 "Hij sluit voor hen de poort en bron tot het zoete geestelijke water, waarmee zij bezig waren te smaken in God zo vaak en zo lang ze maar wilden… En op deze manier laat Hij hen zó in duisternis achter, dat ze niet meer weten waar ze met hun verbeeldingsvermogen en hun redeneren naar toe moeten, want ze zijn niet meer in staat één stap te zetten in de meditatie."

 (uit: De Donkere Nacht, boek 1, Johannes van het Kruis)

  Onrust in het geloof. Niets meer beleven aan kerkgang, bijbellezen, bidden. Dat zijn geen bewijzen dat we 'van het geloof zijn afgevallen', zoals sommige mensen menen. Op weg naar een volwassen geloof is het God zelf die de bron van 'het zoete geestelijke water' toesluit. Jan van het Kruis noemt dit nacht. Het is het beste wat ons kan overkomen.

  Let wel: dit onderwijs is niet voor beginnelingen. Het is bestemd voor mensen die oprecht naar God verlangen, die werkelijk zijn weg zoeken, mensen die bekend zijn met kerk, gebed, bijbel. Het gaat hier over mensen die weet hebben van de zoete smaak van God en de tedere aanraking van zijn Geest, over mensen die een duidelijk beeld en gevoel bij God hebben gehad. Deze mensen hebben hun leven al geordend naar de leefregels van God. Ze doen hun best om zo goed mogelijk mens te zijn in het spoor van Jezus, met oog voor hun naaste, met respect voor het leven, authentiek, zo ver het in hun vermogen ligt.

  En om dit laatste gaat het. Wij beminnen God naar ons vermogen. Maar God wil ons leren liefhebben naar zijn vermogen. Ons vermogen tot liefhebben is noodzakelijkerwijs beperkt tot wat wij op menselijke wijze kunnen. Het is een liefde die uitgaat van voorkeur en afkeer, van iets dat ons aantrekt en iets dat ons afstoot. Wat wij beminnen in een ander is wat overeenkomt met wat wij waarnemen en wat wij beminnenswaardig vinden. Dat is geen fout, maar een beperking, noodzakelijkerwijs verbonden met onze menselijke natuur. Maar God wil niet bemind worden op een manier die bij ons past maar op een wijze die bij God past. Hij wil al onze natuurlijke talenten, neigingen, hartstochten, motieven op één lijn brengen, niet langer gefragmenteerd zoals ze van nature zijn. En dat doet Hij doordat ze ons niet meer opleveren wat ze eerst deden. We kunnen nergens meer op terug vallen om het gevoel van Gods aanwezigheid, van zin en betekenis, te ervaren. God zélf ontneemt ons de smaak.

  God op Gods manier beminnen betekent dat al onze eigen manieren niet meer werken. God past op geen enkele manier in onze menselijke werkelijkheid. Wat ook voor andere mensen geldt - ze zijn nooit net zoals wij - geldt nog veel meer voor God. Alle godsbeelden zijn uit de aard van de zaak menselijke bedenksels. Om God als Gód te beminnen, moeten wij uit onze eigen kaders getrokken worden. Dat kan alleen maar als God zelf dat aan ons bewerkt. Daartoe schept Hij eerst een leegte in ons. We worden leeggemaakt van eigen mogelijkheden. Zo ontstaat de ruimte voor Gods eigenheid. God verandert ons menselijk liefdesvermogen in een goddelijk liefdesvermogen. Voortaan kunnen we ons niet meer hechten op de oude, grijpende manier. Het is een ontwortelend proces, ontwrichtend en verwarrend. Nergens meer houvast. Geen reden meer om God te beminnen, geen richting, God is verdwenen als object van onze liefde.

  Alleen is er nog - ergens vandaan - maar waar komt dat vandaan? - we weten het niet - die vreemde liefde die ons trekt, dat diepe geluk dat zo plotseling opkomt en dan weer weg is, die verliefdheid zonder dat je weet op Wie, en hoe of waarom. Niet langer beminnen wij of worden wij bemind. Het besef van 'ik hier en God daar'  is verdwenen. God zelf voert ons mee in een onstuimige liefdesbeweging die ons steeds verder van huis brengt. We kunnen alleen nog maar op Gods manier beminnen, zonder reden, zonder grens. Zoals Jezus. 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info