Kracht onderweg



Filippus

Eén van de mooiste voorbeelden van de lectio divina is te vinden in het achtste hoofdstuk van het boek Handelingen (zie voor de tekst onderaan dit artikel). De eunuch uit Ethiopië leert het woord van God in zijn eigen leven te lezen. Dit is waar alle schriftlezing op uit wil lopen. Pas dan wordt het Woord werkelijk gehoord. Het verhaal maakt tevens duidelijk hoe de vroege kerk de komst van de Geest heeft verstaan. Door de kracht (dunamis) van de Geest wordt het Woord dat Jezus was tot klinken gebracht door zijn leerlingen. Het lichaam van Christus, de kerk, brengt het levende woord de wijde wereld in en Filippus is de eerste evangelist die dit buiten Jeruzalem verkondigt. We lezen maar drie keer iets over hem, waarvan twee keer in Handelingen 8. Die twee verhalen hangen nauw samen en worden hier ook samen behandeld.

 

uitstorting

 “Kracht (dunamin) zult Gij krijgen wanneer de Geest over u zal komen”, had Jezus beloofd (Hand. 1:8). Maar in de praktijk is het leven na de komst van de Geest met Pinksteren er niet makkelijker op geworden. De krachtige preek van diaken Stefanus heeft groot verzet opgeroepen bij de autoriteiten. Niet alleen is Stefanus gestenigd, de hele eerste christengemeente wordt vervolgd. Er mag dan wel kracht uitgestort zijn, het brengt geen wereldlijke macht mee. Iedereen begint er noodgedwongen op uit te trekken. Hoewel de aanleiding droevig is, was dit wel te verwachten na het talenwonder met Pinksteren. Want die gebeurtenis rijmt op het verhaal van de torenbouw van Babel en de verwarring die God stichtte door vele talen uit te storten op de mensheid. Net als toen was het Gods bedoeling dat het Woord op weg zou gaan. God heeft de wereld op het oog. De schrijver van Handelingen heeft het door. Met Pinksteren is het Woord is aan een nieuwe afdaling begonnen.

 afdalen

Filippus is ook bezig af te dalen, lezen we in Handelingen 8. Filippus is, net als Stefanus, één van de zeven diakenen die in de jonge kerk zijn aangesteld. Hij daalt eerst af van Jeruzalem naar Samaria en begint daar Christus te proclamerenen. Hij verkondigt niet een verhaal óver Christus, maar (de) Christus zélf (ton Christon). Dat wil zeggen: Filippus brengt het levende en werkende woord van God. Dat heeft een spectaculair effect. Er komt grote blijdschap in die stad. Mensen worden vrij en komen op hun eigen voeten te staan. Er gebeuren wonderen alsof het Jezus zelf is die daar rondloopt.

Nu woont in Samaria de tovenaar Simon , bijgenaamd “de kracht van God die groot genoemd wordt” (dunamis tou theou hè kaloumenè megalè). Hij beweerde van zichzelf dat hij iets groots was. Maar zijn toverkunsten zijn niets vergeleken bij de grote krachten (dunameis megalas) die hij ziet gebeuren door het levende woord van Filippus. Als dan ook nog de heilige Geest over de nieuwe bekeerlingen komt, raakt hij helemaal van streek. Die macht (eksousias) wil hij ook. En hij biedt er geld voor en gaat daarmee de geschiedenis in als uitvinder van de simonie: geestelijke macht die voor geld gekocht wordt. Wat een vergissing. Simon had het woord gehoord maar er niets van verstaan. Het woord had hem nog niets van zijn eigen leven leren lezen. Kracht zult gij krijgen, heeft Jezus beloofd. Maar geen mácht. Zolang het nog macht is die Simon wenst, zolang blijft de kracht van God hem ontbreken. De stad is vol van blijdschap, maar hij is in een ‘gal van bitterheid’ gekomen, staat er letterlijk. Zijn opgeblazen ego wordt doorgeprikt door de werkelijke kracht het levende woord. Bitter is het als de illusies wegvallen. Maar dat is wel het moment dat redding nabij komt en omkeer mogelijk wordt. Het weg van het Woord van God is een weg van afdaling tot op de bodem van de menselijke ziel.

 buitengesloten

Na Samaria daalt Filippus nog verder af. Een boodschapper van God zegt tegen hem: “ga de weg op die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Deze is eenzaam.” (zoals nu nog steeds het geval is…). Filippus daalt af. En nu komt hij alweer iemand met grote kracht tegen, een rijksgrote (dunastès) uit Afrika. Het is een eunuch, hofdienaar en hoofd van de schatkist van de koningin van Ethiopië. Deze man reist naar Jeruzalem met het expliciete doel om te aanbidden. Hier is een man met grote macht, en hij zoekt te aanbidden. Wat een kontrast met Simon de tovenaar.

 In dit verhaal over de zending van de kerk en de visie op haar taak, is deze kamerling een proto-type. Niet alleen komt hij van buiten Israël en is hij een slaaf, hij is ook een buitengeslotene. Eunuchs mogen de tempel niet. Zo staat het in Deuteronomium (32:1) voorgeschreven: iemand die ontmand is mag niet in de gemeente des Heren komen. Verder dan de voorhof komt hij niet, met al zijn macht moet hij toch buiten staan. Maar desondanks reist hij helemaal van Ethiopië naar Jeruzalem. Daar, in Jeruzalem, heeft hij een Schriftrol gekocht, van de profeet Jesaja. En daar staat opgeschreven het toekomstvisioen van Jesaja 56(:3): “laat de ontmande niet zeggen: zie ik ben een dorre boom. Want zo zegt de Here van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond: Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren, een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochter; Ik geef hun een eeuwige naam die niet uitgeroeid zal worden.”

 Een eeuwige naam. Een identiteit die ook zonder nageslacht zal doorgaan. Iemand die meer is dan zijn misvorming of zijn functie. Een mooie toekomstdroom.

 verkleven

Filippus is de weg opgegaan, de unieke en daarom eenzame weg als men zich laat leiden door de Geest van God. Hij gaat de weg op van Jeruzalem naar Gaza, de weg die mensen die buitengesloten worden, een thuis geeft. Dat was en is de bedoeling van dé weg..

 Daar ziet hij het reisgezelschap van de kamerling. Voeg je bij deze wagen, zegt een stem in hem. Letterlijk staat er iets van: wordt eraan vastgekleefd (kollèthèti) – een passieve vorm. Dat eraan verkleven gebéurt aan hem, al moet hij hard lopen om de wagen bij te benen. Gods Geest maakt een verbinding waardoor het lot van de eunuch verbonden raakt aan het lot van Filippus. In de joodse mystiek wordt het ‘verkleven’ gezien als onderdeel van het leesproces van de Schrift. Zoals een boetseerder voortdurend contact maakt met de klei, op dezelfde wijze raken wij verkleefd met de bijbeltekst die we lezen opdat het Woord ons kan vormen. We zouden kunnen zeggen: Filippus gaat door de ogen van de kamerling kijken en de kamerling door de zijne. Dan wordt echte communicatie mogelijk. En dan – voor het eerst - is de weg van Jeruzalem naar Gaza niet eenzaam meer.

 verstaan

Filippus hoort hem uit Jesaja 53 lezen, hardop zoals gebruikelijk. Hij vraagt hem dan ook: versta je wat je leest?

Versta je wat je leest? Dat is een wezenlijke vraag. Mensen kunnen zoveel lezen, zoveel meemaken, zoveel horen, maar toch ontsnapt zo vaak de betekenis. Alsof we horende doof zijn. Het Woord van God is als brood in overvloed om ons heen maar wij komen om van de honger. Versta je wat je leest? Verstaan we wat God tot óns aan het zeggen is? Verstaan we hoe het Woord afdaalt in ons leven? Vatten waar ons bestaan over gaat allemaal of ontsnapt ons de zin? Zijn we als Simon de tovenaar die alleen maar de macht van magie kent en niet de kracht die onze wegen tot Góds wegen maakt?

 kracht

De kamerling is wijzer. Hoe zou ik de kracht (dunaimèn) hebben?, vraagt hij. Hoe zou ik dat kunnen als niet iemand mij de weg wijst? Hij mag dan wel een machtig man zijn, maar hij weet: die kracht om het woord van God te verstaan, om erdoor veranderd te worden, genezen, bevrijd, getroost, gecorrigeerd, veranderd, de kracht om te weten dat het woord van God over onszelf gaat, die kracht is altijd en alleen maar een geschenk. Hij vraagt om iemand met die kracht hem wegwijs te maken. Filippus klimt bij hem in de wagen. Dit is wat hij, de eunuch,  leest: “als een schaap werd hij ter slachting geleid;  en zoals een lam stemmenloos is tegenover de scheerder, zo doet hij zijn mond niet open. In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen; wie zal zijn afkomst verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen.”

 Je zult dit maar lezen als ontmande slaaf. Geen wonder dat hij wil weten over wie deze woorden gaan. Hij lijkt wel alsof ze over hem gaan! Filippus preekt hem Jezus (ton Iesoun), de mens van God die buitengeslotenen opneemt in eeuwige liefde. Jezus, de mens van God die laat zien dat vergeving mogelijk is ook al wordt het ergste leed je aangedaan. Mensen behoeven niet bepaald te worden door de overmacht van geweld en kwaad, van eigen angst of machtsdrift. Mensen kunnen zichzelf of anderen buitensluiten maar God blijft hen roepen om tot hun bestemming te komen. Er is een kracht die mensen vrij maakt van het noodlot en hen opneemt in Gods eeuwige verhaal. Filippus preekt niet óver Jezus, maar de kracht waarmee hij spreekt, brengt het Woord van God tot leven. En de Geest die Jezus bezielde raakt ook de kamerling aan. Zijn eigen levensleed wordt opgenomen, ingelezen, in het verhaal van Jezus. En zo krijgt ook hij deel  aan de toekomst waar Jesaja al over schreef en waar Jezus uit leefde. Nu verstaat de kamerling wat hij leest, want hij verstaat niet alleen de boekrol, maar zijn eigen leven. Hij is wegwijs geworden.

 Levend Woord

En dan dalen hij en Filippus nog verder af, helemaal het doopwater in, als door een geboorte mag de kamerling opnieuw beginnen. De toekomst die altijd van God komt, is in het heden gekomen. Nu wordt duidelijk wat de komst van de Geest met Pinksteren betekent. Overal waar het Woord van God verteld wordt, begint de toekomst. Niet alleen door Jezus, maar ook door zijn leerlingen en hún leerlingen.

En wat de kamerling betreft: het kan niet anders: hij gaat zijn weg met blijdschap. Zijn weg is dé weg geworden. Die eenzame weg van Jeruzalem naar Gaza, helemaal naar Afrika toe waar hij de stichter zal worden van de eerste Afrikaanse kerk, hij gaat zijn eigen levensweg met blijdschap. En Filippus? De Geest heeft voor hem ook nog wat in petto: hij brengt hem uiteindelijk naar Caesarea waar hij blijft wonen en vier dochters krijgt die allemaal profetes worden. Het Woord gaat steeds verder..

 

eerder verschenen in Schrift

 

Uit Handelingen 8:

4 Degenen die verdreven waren, trokken rond en verkondigden het woord van God. 5 Filippus ging naar de stad Samaria, en verkondigde hun de messias. 6 Alle inwoners luisterden met grote belangstelling en vol ontzag naar wat hij zei toen ze de wonderen zagen die hij verrichtte: 7 veel mensen werden bevrijd van onreine geesten, die hen onder luid geschreeuw verlieten, en tal van verlamden en kreupelen werden genezen. 8 Daarover ontstond grote vreugde in de stad.

9 Voordien had een zekere Simon in de stad magie bedreven en de bevolking versteld doen staan. Hij beweerde over bijzondere gaven te beschikken, 10 en iedereen, van groot tot klein, keek vol ontzag naar hem op omdat ze werkelijk meenden dat de grote macht van God in hem zichtbaar werd. 11 Hij boezemde de bevolking ontzag in omdat hij hen geruime tijd verbaasd had met zijn magische kunsten. 12 Maar toen Filippus hen door zijn verkondiging van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus tot geloof had gebracht, lieten ze zich dopen, mannen zowel als vrouwen. 13 Ook Simon aanvaardde het geloof, en na zijn doop bleef hij voortdurend bij Filippus; en hij stond versteld van de tekenen en de machtige wonderen die hij zag gebeuren.

14 Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. 15 Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, 16 want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. 17 Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest. 18 Toen Simon zag dat de mensen door de handoplegging van de apostelen vervuld raakten van de Geest, bood hij Petrus en Johannes geld aan 19 en zei: ‘Geef ook mij deze macht, zodat iedereen wie ik de handen opleg de heilige Geest ontvangt.’ 20 Maar Petrus zei tegen hem: ‘U zult in het verderf worden gestort, u met uw geld, omdat u denkt te kunnen kopen wat God geschonken heeft. 21 U kunt beslist geen deel hebben aan onze taak, want uw houding tegenover God is niet oprecht. 22 Toon berouw over uw verfoeilijke gedrag en smeek de Heer of hij u uw slechte gedachten wil vergeven, 23 want ik zie dat u vol venijn zit en verstrikt bent in het kwaad.’ 24 Toen zei Simon: ‘Bid voor mij tot de Heer dat het me niet zal vergaan zoals u hebt gezegd.’ 25 Nadat Petrus en Johannes getuigenis hadden afgelegd van de Heer en zijn boodschap hadden verkondigd, aanvaardden ze de terugreis naar Jeruzalem en brachten het evangelie in tal van dorpen in Samaria.

Filippus en de Ethiopiër

26 Een engel van de Heer zei tegen Filippus: ‘Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.’ 27 Filippus deed wat hem gezegd werd en ging naar die weg toe. Daar kwam hij een Ethiopiër tegen, een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, die belast was met het beheer van haar schatkist. Hij was in Jeruzalem geweest om daar God te aanbidden 28 en zat nu op de terugweg in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen. 29 De Geest zei tegen Filippus: ‘Ga naar die man daar in de wagen.’ 30 Filippus haastte zich naar hem toe en hoorde hem de profeet Jesaja lezen, waarop hij vroeg: ‘Begrijpt u ook wat u leest?’ 31 De Ethiopiër antwoordde: ‘Hoe zou dat kunnen als niemand mij uitleg geeft?’ Hij nodigde Filippus uit om in te stappen en bij hem te komen zitten. 32 Dit was het schriftgedeelte dat hij las:

‘Als een schaap werd hij naar de slacht geleid;

als een lam dat stil is bij zijn scheerder

deed hij zijn mond niet open.

33 Hij werd vernederd en hem werd geen recht gedaan,

wie zal van zijn nakomelingen verhalen?

Want op aarde leeft hij niet meer.’

34 De eunuch vroeg aan Filippus: ‘Kunt u me zeggen over wie de profeet het heeft? Over zichzelf of over een ander?’ 35 Daarop begon Filippus met hem te spreken over het evangelie van Jezus, waarbij hij deze schrifttekst als uitgangspunt nam. 36 Onderweg kwamen ze bij een plaats waar water was, en de eunuch zei: ‘Kijk, water! Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden? [37] Filippus zei tegen hem: “Indien u gelooft met heel uw hart, is het toegestaan.” Hij antwoordde: “Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.”’] 38 Hij liet de wagen stilhouden en beiden liepen het water in, zowel Filippus als de eunuch, waarna Filippus hem doopte. 39 Toen ze uit het water kwamen, greep de Geest van de Heer Filippus en nam hem mee, en de eunuch zag hem niet meer, maar vervolgde zijn weg vol vreugde. 40 Filippus kwam terecht in Azotus; van daar reisde hij verder en verkondigde in alle steden het evangelie, tot hij in Caesarea aankwam.

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info