hetzelfde stukje bos dat ik ken ingelopen, laatst.
Een kruisbessenstruik staat daar. Daar is ook een jonge esdoorn: die ik met zich had verstrengeld. Al het zichtbare gaat open, vervolgt mijn weg. Het ontbreekt mij aan niets; en ik ben niet ongelukkig. Niettemin: op wieken wil komen de stilstand der dingen in mij.